Postcoderoosregeling: Financiële aspecten

Postcoderoosregeling: Financiële aspecten

In dit artikel meer informatie over de financiële aspecten die komen kijken bij de regeling Verlaagd Tarief bij collectieve opwek. Ieder initiatief krijgt ermee te maken: de uitdaging van het vinden van financiering. En dat blijkt lang niet altijd even makkelijk. Banken geven vaak niet thuis en met crowdfunding zijn collectieven vaak (nog) niet bekend. Maar er zijn ook andere financiële aspecten waarvan een collectief op de hoogte moet zijn.

Postcoderoosregeling en andere financieringsmogelijkheden

Hoe wordt de regeling verlaagd tarief bij collectieve opwek nu eigenlijk precies uitgevoerd?

De energiebelasting (EB) maakt deel uit van het tarief voor stroom (en gas) dat elke energieverbruiker betaalt aan de energieleverancier. De energieleverancier draagt de EB af aan de Belastingdienst. De korting vanuit de regeling wordt door de energieleverancier doorgerekend op de elektriciteitsrekening van het deelnemende lid van de coöperatie. Hiervoor worden afspraken gemaakt tussen de coöperatie en de betreffende energieleveranciers. Energieleveranciers zijn niet verplicht om hieraan mee te werken. Lees hierover meer in het artikel organisatorische aspecten.

Welke geldstromen kunnen we in deze regeling onderscheiden?

In deze infographics staan de geld- en energiestromen uitgelegd.

In totaal zijn vijf geldstromen te onderscheiden:
1.    Tussen energieleverancier en participerend lid - afname van energie, verrekening belastingvoordeel en eventuele administratieve kosten.
2.    Tussen coöperatie en energiebedrijf - verkoop van de stroom / invoedingscontract.
3.    Tussen coöperatie en lid - financiële participatie, huur, rente/aflossing, administratievergoeding.
4.    Tussen coöperatie en Belastingdienst (BTW).
5.    Tussen energieleverancier en Belastingdienst - verrekening energiebelasting.

Daarnaast hebben de energieleveranciers en de coöperatie contact met elkaar om de correctie op de energierekening uit te kunnen voeren. Hierbij is geen geldstroom gemoeid.

Is het mogelijk om tegelijkertijd gebruik te maken van een andere (subsidie)regeling?

Stapeling van rijkssteun is niet mogelijk. In de regeling is een voorwaarde opgenomen dat voor de productie-installatie en voor de opwekking van elektriciteit geen andere financiële tegemoetkoming of subsidie is verstrekt of nog wordt verstrekt door de nationale overheid aan de coöperatie of haar leden. De regeling Verlaagd Tarief geldt dus ook niet voor elektriciteit opgewekt met een systeem, waarvoor in het verleden al subsidie of andere rijkssteun is ontvangen. Hierbij horen ook fiscale faciliteiten. Dat geldt dus ook voor financiële tegemoetkomingen of subsidies, zoals bijvoorbeeld de Energie Investeringsaftrek (EIA) of Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE). Of de huidige of een eerdere eigenaar van de productie-installatie de financiële tegemoetkoming heeft gekregen, maakt hierbij niet uit. Financiële bijdragen van andere instanties dan de nationale overheid, zoals gemeente of provincie, kunnen wel worden ingezet. 
Overigens is het krijgen of hebben gekregen van niet-financiële en niet-fiscale steun van de overheid géén beperking. Denk aan ontheffingen in de wet (bijvoorbeeld d.m.v. de experimentenregeling). En ook steun die niet van toepassing is op de productie-installatie is toegestaan (bijvoorbeeld werkgelegenheidssubsidies).

Mag de belastingkorting ook worden toegepast bij salderen?

Nee, het doel van de regeling is een belastingkorting te verlenen voor de gemeten levering aan het net en dus niet voor een eventueel deel van de productie waarover al saldering met eigen verbruik heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld: als een productie-installatie op een dak van een school elektriciteit levert aan een school, kan niet van de regeling gebruik gemaakt worden (dan levert de coöperatie de elektriciteit immers niet aan een leverancier). Dit betekent niet dat een particulier niet mee kan doen als hij/zij saldeert via opwek op bijvoorbeeld eigen dak. Maar dan nooit meer dan voor het niet-gesaldeerde deel van het totale eigen verbruik. 

Voorbeeld: kleinverbruiker verbruikt 5000 kWh. Hij wekt 3000 kWh zelf op achter de meter. Daarvan verbruikt hij 1200 kWh meteen en 1800 kWh wordt ingevoed op het net. Via de aansluiting wordt dan 3800 kWh (5000 kWh - 1200 kWh) geleverd. Van die 3800 kWh kan 1800 kWh gesaldeerd worden. Daarnaast kan de verbruiker voor maximaal 2000 kWh deelnemen in een coöperatie om voor de kortingsregeling in aanmerking te komen. 

Betekent het verbod op stapeling dat een collectief geen gebruik kan maken van het verlaagde tarief indien wordt meegedaan met de experimentenregeling?

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de experimentenregeling mag ook gebruik worden gemaakt van de regeling Verlaagd Tarief. De experimentenregeling is namelijk geen subsidieregeling. Binnen de experimentenregeling kan worden afgeweken van de wettelijke bepalingen voor levering en afname van elektriciteit. De experimentenregeling is bedoeld om te ontdekken of er door het versoepelen van de eisen en wetgeving meer lokale energie-initiatieven komen, zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid van het net en de consumentenbescherming. 

Raadpleeg voor meer informatie over de experimentenregeling de website van RVO

Wat betekent de investeringszekerheid van ten minste 15 jaar?

Zie vraag ". Hoe zit het met de zekerheid over continuïteit?" van de veelgestelde vragen over 'De regeling in het kort

Financiering installatie

Hoe krijg ik de financiering van de installatie rond?

De kleinverbruikers investeren als leden van de coöperatie gezamenlijk in de productie-installatie. Van de leden zal dan ook een financiële bijdrage worden verlangd afhankelijk van de financieringsbehoefte van de coöperatie. Dit doen coöperaties door een kapitaalstorting (ook wel inleg genoemd) van de leden te vragen. Maar soms is er meer nodig. Bij voorbeeld voorfinanciering door een bank of andere investeerder. Dan is het belangrijk dat deze partij geen rijkssubsidie heeft ontvangen.

Lees voor meer informatie en inspiratie de artikelen in het HIER opgewekt Kennisdossier Financieel, Juridisch en fiscaal. Bijvoorbeeld het artikel ‘De kunst van het financieren’.

Valt een productie-installatie in een lease- of huurkoop-constructie ook onder de regeling?

Op grond van artikel 59a, tweede lid, onderdeel d, Wbm moet de productie-installatie van een coöperatie waarvan de leden in aanmerking willen komen voor toepassing van het verlaagde tarief juridisch en economisch eigendom van de coöperatie zijn.  Bij lease en huurkoop is het collectief niet juridisch eigenaar van de installatie. In dit geval zou dus geen gebruik gemaakt kunnen worden van de regeling. De installatie mag wel (deels) met vreemd vermogen worden gefinancierd, zolang de installatie juridisch en economisch eigendom van de coöperatie is. De coöperatie kan geld aantrekken, een lening afsluiten, etc., zolang het juridisch en economisch eigendom van de installatie maar bij de coöperatie ligt.

Operational lease – Bij operational lease blijft de geldverstrekker eigenaar van de installatie (net als bij het leasen van een auto). Bij deze financiële constructie is toepassing van het verlaagd tarief niet toegestaan.  De installatie is immers niet in eigendom van de coöperatie.

Financial lease - De situatie is anders als het juridische eigendom enkel dient als zekerheid voor de financiering van de installatie en de coöperatie zowel het economische eigendom van de installatie heeft als de feitelijke macht om als eigenaar over de installatie te beschikken. Dit kan zich onder bepaalde voorwaarden voordoen bij overeenkomsten van financial lease. In de Staatscourant van 21 maart 2014 (nr 8082) is een toelichting gegeven op de wijze waarop art. 59a, lid 2, sub b van de WBoM geinterpreteerd dient te worden. Daar is aangegeven dat een strikte toepassing van de wet soms tot onbedoelde beperking leidt om van de regeling gebruik te maken en dat daarom  een productie-installatie voor de toepassing van artikel 59a, tweede lid, onderdeel d, van de WBoM geacht kan worden juridisch eigendom van de coöperatie te zijn, als de coöperatie de installatie heeft verkregen krachtens een overeenkomst van financial lease, mits:

  • de leaseperiode is aangegaan voor een periode die overeenkomt met de geschatte economische levensduur van de installatie;
  • het economisch eigendom van de installatie gedurende die periode geheel bij de coöperatie berust;
  • de coöperatie de macht heeft om als eigenaar over de installatie te beschikken in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968; en
  • de heffing en invordering van eventueel door de coöperatie verschuldigde energiebelasting naar het oordeel van de inspecteur en de ontvanger in voldoende mate verzekerd zijn.  

Of in concrete gevallen sprake is van financial lease, en of deze voldoet aan de hierboven gestelde eisen, moet van geval tot geval aan de hand van het contract worden beoordeeld.

Lees hier de Staatscourant van 21 maart 2014 (nr. 8082)

Mogen energiebedrijven apparatuur aan collectieven leasen om zo gebruik te maken van de regeling?

De goedkeuring voor financial lease, zoals die is beschreven in de Staatscourant van 21 maart 2014 (nr 8082), geldt ook als de lessor een energiebedrijf is. 

Is voorfinanciering van een productie-installatie mogelijk door een externe partij, waarna particuliere leden van de coöperatie de installatie na de oplevering overnemen?

Ja, voorfinanciering is mogelijk mits er geen rijkssubsidie wordt verleend. Het is mogelijk de installatie in zijn geheel op één moment te kopen van de financier. Het is niet toegestaan dat de coöperatie maar deels eigenaar is van een installatie. Dan is er immers geen sprake meer van economisch en juridisch eigendom. Check vraag "Valt een productie-installatie in een lease- of huurkoop-constructie ook onder de regeling?".

Is het mogelijk om een bestaande productie-installatie onder te brengen, d.w.z. doordat particulieren met een coöperatie deze installatie kopen?

Ja, dat kan (vanaf 1-1-2014) zolang er (ook in het verleden) géén rijkssubsidie is verstrekt voor de installatie.

Zie ook veelgestelde vragen over ‘Juridische aspecten' 

Businesscase & verzekeringen

Waarmee moet je rekening houden bij het vormgeven van de business case?

Een business case heeft als doel het onderbouwen van een investeringsbeslissing. Hierin worden de verschillende investeringskosten tegen de baten uitgezet. Bij het maken van een business case moet men rekening houden met onder meer de volgende mogelijke kosten: 

  • Aanschaf- en installatiekosten van productie-installatiekosten en toebehoren
  • Notariskosten: oprichtingskosten voor de cooperatie of kosten voor aanpassing statuten VvE 
  • Juridisch advies 
  • Fiscaal advies
  • Vergunningen
  • Overlegkosten met overheid, leveranciers, dakeigenaren, projectontwikkelaars, et cetera
  • Marketing- en communicatiekosten (denk aan ledenwerving en voorlichting)
  • Aanschaf- en installatiekosten van productie-installatie en toebehoren
  • Aansluitingskosten
  • Kosten vastrecht
  • (Aansprakelijkheids-)verzekerings-kosten
  • Bemeteringskosten netbeheerder (jaarlijks terugkerend)
  • Kosten productiemeter
  • Huur, recht van opstal, kadasterkosten locatie
  • Kosten van certificering voor GvO’s
  • Administratiekosten voor de coöperatie
  • Onderhoudskosten
  • Afschrijving op het systeem
  • Beveiliging
  • Vennootschapsbelasting


Hier tegenover staan als baten:

  • verkoop van de stroom
  • verkoop van de GvO’s
  • eventuele premie voor het aanbrengen van nieuwe klanten bij de energieleverancier
  • en voor de leden de belastingkorting

Daarnaast kan de cooperatie gebruik maken van belastingaftrek voor de kosten en de afschrijving.

Wat is er te zeggen over de verzekering van de installatie?

Het is mogelijk om een productie-installatie te verzekeren. Omdat de regeling vereist dat de installatie juridisch en economisch eigendom is van de coöperatie kan de installatie niet onder de opstalverzekering van de eigenaar van het gebouw of de grond verzekerd worden. Er zal een aparte verzekering voor de installatie moeten worden afgesloten. Wij adviseren u dit na te vragen bij uw verzekeringsmaatschappij of tussenpersoon. Er zijn ook verzekeraars die speciaal voor zonnestroominstallaties verzekeringen aanbieden. Sommige daarvan verzekeren zelfs de garantie van de leverancier (voor het geval deze binnen de garantieperiode failliet zou gaan).

Let wel op of de zonnepanelen voldoen aan de eisen die de verzekeraar stelt, bijvoorbeeld installatie door een gekwalificeerde installateur, bepaalde kwaliteitsnormen en een bepaald aantal jaren productgarantie.

Lees het artikel Verzekeren van een zonne-installatie op andermans dak voor meer informatie.

Wat zijn gemiddeld terugverdientijden en hoe verhoudt zich dit tot de regeling?

Het is lastig om de gemiddelde terugverdientijd aan te geven. Bij het bepalen daarvan moet men rekening houden met een groot aantal factoren die per specifieke situatie anders zullen zijn (zie ook het antwoord bij vraag "Wat is er te zeggen over de verzekering van de installatie?" in dit artikel). Terugverdientijden lijken te liggen tussen 8 en 15 jaar. Het is van belang dat de terugverdientijd ligt binnen de minimale duur van de regeling, te weten 15 jaar. Zie ook vraag "Valt een productie-installatie in een lease- of huurkoop-constructie ook onder de regeling?" van dit artikel.

Is het nodig een financiële bijsluiter op te stellen en te communiceren naar (potentiële) leden?

Het is belangrijk te communiceren dat leden buiten het toezicht van de ACM (Autoriteit Consument en Markt) beleggen en dat er derhalve geen vergunning- en prospectusplicht is.

Toch is het om misverstanden te voorkomen, verstandig om een financiële bijsluiter op te stellen. Er zijn namelijk altijd risico’s verbonden aan een investering. Maak in deze financiële bijsluiter duidelijk wat deze risico’s zijn. Een aanzet ter inspiratie:

  • Ga bijvoorbeeld in op het voorkomen en verhelpen van technische mankementen. Denk aan verzekering en onderhoud: wat dragen de leden bij aan de kosten ervan? Wat zijn de mogelijke consequenties als het systeem niet verzekerd of onderhouden zou worden?
  • Kun je ook geld verliezen? Ben je als lid aansprakelijk voor meer dan je eigen inleg?
  • Welke administratiekosten betaalt een lid?
  • Geef aan of de contributie/inleg vrij is van BTW.
  • Communiceer over de voorwaarden voor ondernemers om mee te doen.
  • En niet onbelangrijk: communiceer over de hoeveelheid geproduceerde stroom, fluctuaties daarin, en wat dat betekent.
  • Lees meer hierover in het artikel Transparant communiceren door coöperaties (naar aanleiding van een sessie tijdens Evenement HIER opgewekt 2014) en de visie van Henri Bontenbal: Stilstand of vooruitgang. 
  • Lees meer over energieprijzen en hoe voorzichtig je moet zijn voorspellingen te doen in het artikel Rekenen met energieprijzen.

Belastingen

Een coöperatie is BTW-plichtig. Wat houdt dat in?

De Belastingdienst beschouwt coöperaties als BTW-ondernemers. Coöperaties zijn dus BTW-plichtig en zullen een BTW- boekhouding moeten bijhouden. Een coöperatie verkoopt de stroom aan een energiebedrijf en moet hierover ook BTW in rekening brengen. Deze BTW moet de coöperatie afdragen aan de Belastingdienst. De BTW over de inkopen en kosten die de coöperatie heeft gemaakt, mag hiervan worden afgetrokken. Dat betekent dat de coöperatie de BTW over de investering kan terugvorderen in het eerste jaar. Overigens heeft de investering door het collectief ook betrekking op advies, montage, verzekering en arbeid en onderhoud. Alle uitgaven zijn te verrekenen indien deze zijn bedoeld met het oog op het verrichten van belaste prestaties (stroomverkoop). Dat kan doorslaggevend zijn voor de business case van een project. 

Moet de coöperatie ook vennootschapsbelasting afdragen?

Een coöperatie is in fiscaal opzicht een gewone onderneming. Dat betekent dat zij omzetbelasting betaalt over de toegevoegde waarde van de productie, bij werkgeverschap loonheffingen inhoudt en over het exploitatieresultaat vennootschapsbelasting betaalt. Deze bedraagt 20% over de eerste €200.000 gerealiseerde winst. Bij hogere winsten stijgt dit percentage naar 25% (2018).

Indien er sprake is van winst door de coöperatie, is er dus in principe sprake van verschuldigde vennootschapsbelasting. Maar dat is dan wel een resultante van verkoopresultaat minus de daarmee gepaard gaande kosten (zoals afschrijving installatie, eventuele rente en aflossing lening, administratieve kosten, onderhoud, et cetera). Naar verwachting is er dan geen winst meer.

Daarnaast is het speciale aan een coöperatie dat zij een gedeelte van het eventuele exploitatieresultaat kan uitkeren aan de leden. Daarmee wordt het exploitatieresultaat verlaagd en daarmee ook de basis voor de belastbare winst. Deze uitkering wordt ‘verlengstukwinst’ genoemd. De verlengstukwinst is de door de coöperatie gemaakte winst.

Indien sprake is van een startbijdrage/subsidie voor Lokale Energie Coöperaties moet ook vennootschapsbelasting betaald worden. De opstartbijdrage/subsidie behoort tot het belastbare bedrag. De wederverkopersvergoeding – die een coöperatie ontvangt indien zij wederverkoper is – behoort eveneens tot het belastbare bedrag. Dat betekent dat als het resultaat van de coöperatie positief is, over deze winst, 20% (tarief 2014) vennootschapsbelasting is verschuldigd. Om te voorkomen dat vennootschapsbelasting moet worden betaald is het van belang om de ontvangen subsidie en de wederverkopers vergoeding in hetzelfde boekjaar ook te besteden.

Zie voor meer info:

https://www.cooperatie.nl/cooperaties-en-belastingen-hoe-zit-dat-cooperatie-zelf

https://www.cooperatieexpert.nl/fiscaal/

Moet een lid bij zijn belastingaangifte ook nog iets opgeven over de belastingkorting?

Nee, verrekende belasting leidt elders niet meer tot heffing.

Klopt het dat leden die recht hebben op meer dan 5% van de opbrengst van de coöperatie, voor de fiscus een aanmerkelijk belang hebben en dit in box 2 moeten opgeven bij de inkomstenbelasting?

Dat klopt. Maar belasting wordt pas geheven als er sprake is van een zogenoemd regulier voordeel na aftrek van de kosten. Bij dit reguliere voordeel gaat het dan om uitgekeerde winst (in dit geval de netto opbrengst uit verkoop van de opgewekte stroom) door de coöperatie aan haar leden, niet om de belastingkorting zelf. Van de inkomsten die het lid ontvangt voor de verkoop van zijn deel van de stroom, mogen de kosten voor het 'terugkopen' van die stroom van de leverancier worden afgetrokken.

Klopt het dat deelnemers die recht hebben op minder dan 5% van de opbrengst van de coöperatie, hun aandeel in de coöperatie in box 3 (vermogenbelasting) op dienen te geven?

Alleen het vermogen wordt in Box 3 belast. Dat zou in deze gevallen - indien men minder dan een 5%-belang heeft - neerkomen op de deelname in euro's in de coöperatie. Stel iemand neemt voor 5.000 euro eigen vermogen deel (minder dan 5% van het totaal). Dan moet deze 5.000 euro als vermogen in Box 3 worden meegeteld. Dat zou echter ook het geval zijn als deze 5.000 euro nog als spaargeld op de rekening van de persoon zou staan. Indien voor de deelname een lening is afgesloten dan is deze schuld ook in Box 3 aftrekbaar. 

Vervalt de vaste teruggave van de energiebelasting als mensen deelnemen aan een postcoderoos project?

Kort gezegd is het antwoord: Nee, iedereen heeft en houdt recht op de belastingvermindering Energiebelasting. Het kan dus ook zijn dat – indien je minder energiebelasting betaalt dan het bedrag aan belastingvermindering – u geld terug krijgt .

Deze lijst van veelgestelde vragen en antwoorden is tot stand gekomen door samenwerking tussen HIER opgewekt en Eversheds. Medewerkers van het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Financiën hebben commentaar geleverd. De lijst wordt regelmatig aangepast en geactualiseerd. Heeft u vragen, stel deze dan via info@hieropgewekt.nl. Aan de inhoud van dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend. Het verdient aanbeveling om zo nodig in concrete gevallen advies in te winnen.

Andere veelgestelde vragen over de postcoderoosregeling

kantoor uitleg

De SCE-regeling in het kort

De Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) ondersteunt energiecoöperaties en Verenigingen van Eigenaren (VvE's) bij het opwekken van duurzame energie. De subsidie zorgt dat omwonenden

De postcoderoosregeling: Juridische aspecten

Postcoderoosregeling: Juridische aspecten

In dit artikel meer over de juridische aspecten en implicaties van de regeling Verlaagd Tarief bij collectieve opwek. Als je als collectief energie gaat opwekken zal je een aantal zaken juridisch

De postcoderoosregeling: Organisatorische aspecten

Postcoderoosregeling: Organisatorische aspecten

In dit artikel vind je antwoorden op de meest voorkomende vragen over organisatorische aspecten die komen kijken bij het gebruik maken van de regeling Verlaagd Tarief bij collectieve opwek.

Postcoderoosregeling: Productie-aspecten

Postcoderoosregeling: Productie-aspecten

In dit artikel zoomen we in op de coöperatie als energieproducent tegen de achtergrond van de regeling Verlaagd Tarief bij collectieve opwek. Als coöperaties daadwerkelijk gezamenlijk stroom gaan

Postcoderoosregeling: Financiële aspecten

Postcoderoosregeling: Financiële aspecten

In dit artikel meer informatie over de financiële aspecten die komen kijken bij de regeling Verlaagd Tarief bij collectieve opwek. Ieder initiatief krijgt ermee te maken: de uitdaging van het vinden

Postcoderoosregeling: Aansluitingen en het net

Postcoderoosregeling: Aansluitingen en het net

Dit artikel biedt meer informatie over aspecten rondom de aansluiting op het elektriciteitsnet bij gebruik van de regeling Verlaagd Tarief. Energie cooperaties die gebruikmaken van de

Postcoderoosregeling: Locatie-aspecten

Postcoderoosregeling: Locatie-aspecten

In dit artikel lees je meer over de locatie van de productie-installatie als het gaat om gebruikmaking van de regeling Verlaagd Tarief bij collectieve opwek. Voor de afbakening van wat men als

Bekijk alle artikelen over:

Op de hoogte blijven?

Ontvang tips, artikelen, nieuws en meer! Geef hieronder aan welk thema je voorkeur heeft.

Lees voor meer informatie ons privacybeleid
Lijsten