radiator

De ontwikkelfase bij een warmtenet

Je hebt nu samen met bewoners en andere stakeholders een gekozen om verder te werken aan een warmtenet, en er is een globaal plan. Je weet ook al wie dit plan van meer details moet gaan voorzien. Het project kan verder ontwikkeld worden.

  • Het resultaat van deze fase is een uitgewerkt technisch plan, een concreet bod aan bewoners, een kloppend financieel plaatje, en goedkeuring door de gemeenteraad.

Bekijk hieronder de stappen

Inleiding

Ongeveer 80% van de proeftuinen van het PAW kiest voor een warmtenet, en daardoor is er al aardig wat geleerd over de ontwikkelfase. Het gaat om een grote diversiteit aan oplossingen. De meeste zijn midden-temperatuur netten, sommige netten werken op lage temperatuur, en enkele op zeer lage temperatuur in combinatie met warmtepompen.

Ondanks de verschillen tussen de projecten, zijn er twee belangrijk punten die overal terugkomen:

  1. Verreweg het meeste werk gaat zitten in het meekrijgen van bewoners.
  2. Het is belangrijk om een goed beeld te hebben van de voorwaarden die de gemeenteraad stelt aan een positief besluit.

In de ontwikkelfase werk je aan een uitgewerkt technisch en financieel plan, maar vergeet niet dat bovenstaande punten veel aandacht vragen.

Het doel: een uitvoeringsplan

Het belangrijkste doel van de ontwikkelfase van een warmtenet is de totstandkoming van een (wijk)uitvoeringsplan dat is vastgesteld door de gemeenteraad. Er zijn nog niet veel ervaringen met zulke uitvoeringsplannen, maar waarschijnlijk zal het in ieder geval de volgende onderdelen bevatten:

  • Op welk (collectief) duurzaam alternatief gaat de betreffende wijk over en per wanneer;
  • Hoe ziet de business case er uit voor de bewoners, het warmtebedrijf en eventueel het warmte-infrabedrijf ;
  • Welke maatregelen nodig zijn om tot de gewenste situatie te komen;
  • Welke isolatiemaatregelen nodig zijn en welke kenmerken moeten de binnen-installatie en ventilatie van gebouwen hebben om ze met de nieuwe warmtebron te kunnen verwarmen;
  • Een totaaloverzicht van de stappen die door alle betrokken partijen moeten worden gezet om de isolatieaanpak en/of om het gekozen alternatief voor aardgas voor een wijk te realiseren.
  • De mogelijkheid om als gebouweigenaar individueel voor een gelijkwaardig alternatief te kiezen.
  • Vaststelling van het moment waarop de aardgaslevering wordt beëindigd.

Lees verder over de kenmerken van een uitvoeringsplan op de website van het Programma Aardgasvrije Wijken.

De gemeentelijke organisatie

De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) heeft op verzoek van het Rijk en de decentrale overheden onderzoek gedaan naar de vraag welke extra uitvoeringskosten decentrale overheden hebben ten gevolge van de afspraken uit het Klimaatakkoord. De focus is daarbij op de periode tot 2030. Uit het rapport blijkt dat het opstellen en uitvoeren van wijkuitvoeringsplannen de hoogste kosten met zich mee  brengt. Dat komt omdat gemeenten uiteindelijk aan veel verschillende wijken tegelijkertijd werken. De berekening gaat uit van gemiddeld tussen de 650 en de 950 woningen per wijk, en de ambitie dat in 2030 een ritme is bereikt waarmee jaarlijks 200.000 woningen wordt verduurzaamd. Er is volgens dit onderzoek twee jaar en ongeveer 1.5 fte per jaar nodig voor het opstellen van het plan en zes jaar en ongeveer 2 fte voor de uitvoering.

In de praktijk zien we dat 1.5 fte voor de ontwikkelfase aan de lage kant kan zijn, omdat de gesprekken met bewoners veel tijd kosten. En de benodigde capaciteit in de ontwikkelfase en de uitvoeringsfase is ook afhankelijk van de keuze van een gemeente m.b.t. het warmtebedrijf en eventueel het wijkbedrijf (zie de ontwikkelfase voor 'aardgasvrij ready').

Het belang van persoonlijk contact

Participatie van bewoners en woningeigenaren bij het uitvoeringsplan is wezenlijk anders dan de gebruikelijke inspraak bij overheidsplannen. De reden hiervoor is dat de woningeigenaar de baas is in zijn eigen woning. De ervaringen in de proeftuinen laten zien dat het meekrijgen van de woningeigenaren de kern van het werk is bij het maken van een uitvoeringsplan.

Het organiseren van echte deelname van woningeigenaren is een enorme klus. De monitor 2021 van het Programma Aardgasvrije Wijken concludeert dat een belangrijke leerervaring is dat het essentieel is om te zorgen voor een laagdrempelig contact en een persoonlijke benadering van bewoners. Bewoners (en woningeigenaren) willen weten wat het alternatief voor aardgas voor henzelf betekent: wat moet er gebeuren in en rond de woning, wat gaat het kosten en hoe gaat het praktisch in zijn werk.

Daarbij helpt een consequente en geregelde communicatie over het project en de voortgang om de bewoners goed bij het proces betrokken te houden. Een belangrijke basis voor deze communicatie is de regierol die de gemeente heeft gekozen (zie voorbereidingsfase) en de overwegingen die in de ontwikkelfase hebben geleid tot de keuze voor een warmtenet.

Voorbeelden en achtergrondinformatie

Business case en techniek

Een van de belangrijkste conclusies van de monitor 2020 van het PAW is dat bij de aanleg of uitbreiding van warmtenetten de gemeenten ervaren dat het opstellen van een solide businesscase complex is vanwege de vele onzekerheden en afhankelijkheden. Bij de realisatie van een warmtenet blijkt vaak dat de businesscase zoals beschreven in de aanvraag, te rooskleurig was. In de praktijk blijken de werkelijke kosten van aanleg en inpandige aanpassingen hoger. De monitor concludeert dat zonder aanvullende (rijks)bijdrage buiten de proeftuinen de businesscase van een wijk vooralsnog niet rond komt. Ook kunnen verschillende bestaande subsidiemogelijkheden beter worden afgestemd op de wijkgerichte aanpak. Op 1 juni 2023 opende de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) met een budget van €150 miljoen. De verwachting is dat op de eerste dag zoveel aanvragen zijn binnengekomen dat de pot direct leeg is.

Het is ook ingewikkeld om de hoogte van de aansluitkosten te bepalen, en de bijdrage die hiervoor gevraagd wordt van bewoners. De aansluitkosten hangen namelijk af van het aantal aansluitingen. Dit aantal is aan de voorkant meestal nog niet bekend, en hangt op zijn beurt weer af van de hoogte van de bijdrage die aan bewoners gevraagd wordt. Een complicerende factor is ook dat de kosten voor de aansluiting op een collectieve voorziening per woning verschillen, evenals de baten (zuinige gebruikers of grootverbruikers).

Een aantal gemeenten kiest voor een iteratieve werkwijze: eerst het technisch ontwerp en de businesscase uitwerken, dan in gesprek gaan met bewoners (wat is voor hen een redelijk en interessant aanbod), en op basis van de uitkomsten hiervan de businesscase en het uiteindelijk aanbod inclusief de bijdrage aansluitkosten (BAK) bijstellen.

In de praktijk zien we dat het pas mogelijk is een business case op te stellen en een concreet aanbod aan bewoners te doen als duidelijk is welke partij het warmtebedrijf wordt. De selectie hiervan is voor de meeste gemeenten niet eenvoudig.

Zelf rekenen

TNO maakte in opdracht van het Expertise Centrum Warmte een template voor het maken van de businesscase van warmtenetten. Deze geeft een eerste indruk van het financiële plaatje.

Via processtappen steeds meer duidelijk over techniek en financiën

Naarmate het warmteproject vordert, ontstaat een steeds gedetailleerder plaatje van de techniek, wat die kost, hoe deze gefinancierd kan worden en welke risico's bij welke partij liggen. Expertise Centrum Warmte geeft praktijktips bij dat proces.

Een warmtebedrijf selecteren

Minister Jetten heeft besloten dat gemeenten in de nieuwe Warmtewet alleen warmtebedrijven voor een nieuw warmtekavel kunnen aanwijzen waarbij de infrastructuur in handen is van een of meerdere publieke partijen of waarbij een of meerdere publieke partijen door een meerderheidsaandeel in het warmtebedrijf doorslaggevende zeggenschap hebben over de infrastructuur. Het voornemen hierbij is dat ook energiegemeenschappen aangewezen kunnen worden. De belangrijkste reden voor dit besluit is dat gemeenten vinden dat zo de publieke belangen het best worden geborgd en dat dit nodig is voor draagvlak bij bewoners.

Gemeenten (of andere publieke partijen) worden daarmee verantwoordelijk voor de aanleg van het warmtenet. Dat betekent uiteraard ook dat de verantwoordelijkheid om voldoende draagvlak te vinden ook bij de gemeente komt te liggen.

In deze visie kunnen private warmtebedrijven als warmteleveringsbedrijf actief zijn in een warmte joint-venture met een warmtenetbedrijf dat in publieke handen is. Verder kunnen ze ook actief blijven als warmteproducent en kunnen zij werkzaamheden uitvoeren voor een door de gemeente aan te wijzen warmtebedrijf.

Enkele gemeenten in Nederland, zoals Purmerend en Groningen, beschikken over een publiek warmtenet. Een groot aantal gemeenten in het westen en noorden van Nederland is ook aandeelhouder van het publieke warmtebedrijf HVC. De meeste gemeenten beschikken op dit moment echter niet over de capaciteit om zelf een warmtenet aan te leggen. Daarom wil het kabinet de komende jaren gebruiken  om de benodigde publieke realisatiekracht in voldoende mate uit te bouwen.

De provincie Gelderland en Alliander hebben in 2023 een warmte-infrabedrijf opgericht, dat samen met nog op te richten gemeentelijke warmte-infrabedrijven de infrastructuur kan aanleggen.

In een deel van de proeftuinen kijken de gemeente en het betrokken bewonersinitiatief ook naar vormen waarbij een bewonerscoöperatie een rol kan spelen. Hierbij zijn verschillende benaderingen mogelijk.

Voorbeelden en achtergrondinformatie

Wat komt er kijken bij een gemeentelijk warmtebedrijf?

Hans Bolscher is voorzitter van de RvC van Westpoort Warmte (waarvan gemeente Amsterdam en Vattenfall warmte beiden 50% eigenaar zijn), voorzitter van de RvC van Stadsverwarming Purmerend (waarvan de gemeente 100% eigenaar is), en voorzitter van Geothermie Nederland. Hij vertelt in een webinar wat het voor een gemeente betekent om zelf een warmtebedrijf te runnen.

Kleine warmtenetten: meer mogelijkheden

Voor kleine collectieve warmtesystemen met minder dan 1500 aansluitingen de eis geldt dat de infrastructuur in handen van een publieke partij moet komen te liggen waarschijnlijk niet . Hierdoor is het voor private warmtebedrijven wel mogelijk om kleine collectieve warmtesystemen aan te leggen en te exploiteren. Deze uitzonderingsbepaling biedt ook ruimte voor een grote rol voor bewonerscoöperaties. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking in Terheijden tussen de Traaise Energie Coöperatie, het bedrijf Kelvin en de gemeente.

Voorbeelden en achtergrondinformatie

Het besluitvormingsproces

Het besluit in de gemeenteraad om in een bepaalde wijk of buurt een warmtenet aan te leggen is een ingrijpend. En een warmtenet is pas rendabel als pakweg 70% of meer van de woningen binnen een termijn van enkele jaren wordt aangesloten. Het is daarom belangrijk om op tijd helder te hebben op basis waarvan de raad een besluit gaat nemen.

Besluitvorming is afhankelijk van draagvlak onder bewoners

De besluitvorming in de gemeenteraad is in de praktijk grotendeels afhankelijk van het draagvlak bij bewoners en woningeigenaren in de wijk. Hiervoor zijn een goed aanbod aan bewoners en een zorgvuldig proces essentieel. Bewoners zijn nou eenmaal baas in eigen woning en een succesvolle wijkaanpak valt of staat bij de deelname van bewoners. Hoe meer van bewoners wordt verwacht (investeringen, flexibiliteit, tijd, actieve deelname) des te meer participatie noodzakelijk is.

Zie ook

WGIW maakt gasnet verwijderen mogelijk

Het Rijk werkt momenteel aan de Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie. Het belangrijkste onderdeel van deze wet is dat gemeenten de bevoegdheid krijgen tot de beëindigen van de aardgaslevering na het gereedkomen van de alternatieve warmtevoorziening. Dit is tenslotte het doel van de hele operatie.  Bovendien kan een dergelijk besluit nodig zijn om voldoende woningeigenaren te bewegen tot aansluiting op het warmtenet. Een belangrijke vraag is onder welke voorwaarden de gemeenteraad bereid is een uitvoeringsplan goed te keuren dat ook het besluit omvat om de aardgaslevering te beëindigen na het gereedkomen van de alternatieve warmtevoorziening.

Zie ook

Voorwaarden voor goedkeuring afspreken met de raad

Voor een succesvol proces lijkt het verstandig dat de gemeenteraad een duidelijke uitspraak doet over de voorwaarden die zij stelt aan vaststelling van het uitvoeringsplan. Daarbij zijn twee mogelijke benaderingen denkbaar:

1. Een participatiemeting die inzichtelijk maakt welk deel van de bewoners en woningeigenaren instemt met het wijkuitvoeringsplan en kiest voor aansluiting op het warmtenet.  Er kan worden aangesloten bij de bestaande aanpak woningcorporaties, die bij grootschalige renovaties instemming van minimaal 70% van de huurders nodig hebben.

  • Gemeente Goeree-Overflakkee stelde participatiekaders op waarin wordt genoemd dat minimaal 70% van de relevante huishoudens in een dorpskern actief moet instemmen met een plan.
  • Gemeente Purmerend schreef op basis van een eerste pilot in hun aardagsvrijproeftuin een uitvoeringsstrategie voor het uitbreiden van het warmtenet. Onderdeel van de strategie is dat er pas over wordt gegaan tot uitvoering als na woninginspecties blijkt dat 85% van de bewoners in een blok mee wil doen. 

2. Een technische benadering waarbij de gemeenteraad een besluit neemt op basis van eisen aan de business case voor de bewoners en het warmtebedrijf en anderzijds de kwaliteit van het alternatief.

Een praktisch voordeel van de eerste aanpak is dat ze een garantie biedt dat het warmtenet rendabel wordt.

Zie ook

Verder naar de volgende fase

Of ga terug

Gebruik de navigatie bovenaan de pagina voor een overzicht van alle fasen

Op de hoogte blijven?

Ontvang tips, artikelen, nieuws en meer! Geef hieronder aan welk thema je voorkeur heeft.

Lees voor meer informatie ons privacybeleid
Lijsten